we, laat
Ik doe het licht uit
En geef me over aan de regen
Ik laat mijn liefde los
En me de adem benemen
Ze vraagt: 'weet je zeker
dat dit is wat je wilt?'
Ik zeg: 'zeker, zeker niet,
maar laten we het praten bewaren
voor late zomeravonden.
Om aan dit donker
doorweekte woorden vuil te maken
zou zonde zijn van het geweld
dat we elkaar aandoen.'
Ze vraagt met twijfel en
bekoelde woede in haar stem:
'Wordt het ooit nog later,
wordt het ooit als toen?`
Ik antwoord met mijn armen
want al het anders schiet tekort.
Zelfs al vormde ik mijn tong,
knijpt het in mijn strot.
Mijn longen zijn kapot.
Gedoofd luisteren we
naar wat in mijn keel blijft steken,
het duister
en de regen.