Jongetje met verrekijker
Ik liep laatst over straat, maar
Zodra ik mijn huis verliet
Trof mij een fluisterend verdriet.
Ik zag een melaatse, daar
Stond een manke man met staar,
Een verstand als een vergiet
En ook zijn oren hoorden niet.
Zijn neus vervormd, erg raar,
Maar raarder was wat eraan
Kwam lopen en hem ziet
Door een verrekijker, een kinderlied
Zingend. Een jongetje dat geniet
Van een nieuwe aanblik. Zo schiet
Ik in een schreeuwende lach, niet
meer ontdaan.
Het lachen is mij nooit vergaan
Zodra ik mijn huis verliet
Trof mij een fluisterend verdriet.
Ik zag een melaatse, daar
Stond een manke man met staar,
Een verstand als een vergiet
En ook zijn oren hoorden niet.
Zijn neus vervormd, erg raar,
Maar raarder was wat eraan
Kwam lopen en hem ziet
Door een verrekijker, een kinderlied
Zingend. Een jongetje dat geniet
Van een nieuwe aanblik. Zo schiet
Ik in een schreeuwende lach, niet
meer ontdaan.
Het lachen is mij nooit vergaan