De Hoopvolle Dood


We dreven in een blauwe bol
Een vreemd land bracht 
ons hoofd op hol
Met paarse pracht
En Bladergroen
Tot onder zengend gele kracht
En gevoelloos grijs
Dit schijnbaar paradijs
Verging tot bloedend vermiljoen


1
Reeds twaalf zijn er gestorven
Maar onze hoop leeft voort
Nog drie met losse tanden
De laatste reserves aangeboord

De scheepsbeschuit bedorven
Op zoek naar een vreemder oord
Op zoek naar nieuwe landen
Dobberen we dagen ongestoord

Omcirkeld door een horizon
Overkoepeld door de lucht
Beide onveranderlijk
Aan wind nauwelijks een zucht

Brandend onder felle zon
Zijn we ver gevlucht
Onze kansen schandelijk
Schamel, de route berucht

We wachten op een eerste teken
Turen recht vooruit
Onzeker: zijn het zonnesteken
Of kleurt de hemel paars?

We wachten nu al weken
Maar komen er niet uit
Dat het blauw begint te breken
Lijkt ons raar, maar het raarst



Hoe de kleur net
Enkel voor mij was
Maar goed opgelet
Langzaam lijkt te naderen

Ik hoop te zijn gered
Maar dan tolt ons kompas
Het paars is gezwollen, gestold en opgezet
Als het bloed in onze aderen

2
Reeds twee zijn er verstreken
Maar hoeveel dagen
Moeten we nog golven breken
Om land te raken

Welke vreemde streken
Pogen ons paars te plagen?
Violet te wreken?
Bij het ontbreken van een baken

Is dat lila licht
Onze enige gids geweest
Westwaarts gericht
Ploegde onze boeg verder

Tot plots, Land in zicht!
Tijd voor feest
Het langverwacht bericht
Bereikt ons op de derde

Dag vrede oceaan
Dag het uitzichtloos bestaan
Dag alsmaar blijven gaan
Dag kale lucht, dag maan

Eindelijk land gevonden
Wilder dan onze wildste dromen
We wachten opgewonden
Verzameld op de voorsteven

Tot we terstond konden
Onderscheiden tussen bomen
Een paradijs zonder 
Aardse fauna, vol vreemd leven



Een kust gelijnd met palmen
En bevolkt door snaveldieren
De grond vol woekerhalmen
Onmogelijk te begaan

Tot openingen van kalme
Mondingen der rivieren
Waar wij net als de zalmen
De stroom volgen daarvandaan

3
Reeds vijf zijn we er
Vragend gepasseerd
Vierhoekige torens
Volkomen onverweerd

Al van vrij ver
Keek het kil en verkeerd
Toch varen we die dorens
Voorbij, onverveerd

Het grijs tekent af
Tegen het paars en groen
Van de lucht en bladerpracht
Het doet wat wij doen:

Zwijgen als het graf
Ik heb me met mijn God verzoend
En houd nu stil wacht
te dek op ons galjoen

Deze wereld doorgronden
Is onmogelijk gebleken
De botanist en cartograaf
Blijken nu ook leken

Nu de tandeloze monden
Ook reeds zijn bezweken
Is ijdele hoop hoe ik me handhaaf
Een doem daalt als een deken

Over onze gemoedstoestanden
Tot zelfs die los zitten
Het kille paars en de kille pilaren
Weten onze hoofden te verhitten



En de zon ze te verbranden
Tot schizofrene gebitten
We moeten aan strand landen
Of bij de pakken neer gaan zitten

4
Reeds zes zijn er niet
Teruggekeerd na te zijn
Verdwenen in het riet
Nu wordt ik de zevende

Het eerste wat ik zie
Is een groen gordijn
een rode soort parkiet
Daarin levende

Na enige tijd halmen hakken
Dwaal ik dieper het woud in
Tot de zon begint te zakken
Toch blijf ik gaan, al bevende

Tot tussen de takken
Grijs, en perfect in verhouding
Een muur en zes wrakken
Opdoemen, ik herinner even de

Dag dat we zijn gegaan
Dag van trots en faam
Dag vrienden, nu vergaan
Dag hoop, dag maan

Ik keer me om
Met loden schoenen
En loop tot ik aan kom
Bij het schip, nu aan wal

Van verwildering nog stom
Probeer ik verslag te doen en
Met mijn laatste grom
komt de kapitein ten val

En weent van wanhoop
Trekt als een geest wit weg
En schreeuwt: 'dood, dood,
Dood gaan we allemaal!'



Ons lot nu bloot
Gelegd en hardop gezegd
Zo overstemd die dood
Zelfs het luidst kabaal


5
Reeds tien zijn er gestorven
Er hangt iets in de lucht
Ontknijpt aan hun kelen
Zelfs de laatste zucht

Nu dobberen ze bedorven
Onder bloedrode lucht
Eerst ging dat vervelen
Nu is het een klucht

De wind is weggevallen
En we varen lang niet meer
We kunnen niets meer doen
Al wilden we het weer

Het grijs is nog niets ontvallen
En kijkt kil op ons neer
De hemel helder vermiljoen
Dat inmiddels zeer

Doet aan mijn ogen
het grijs en groen
De enige moge-
Lijkheid tot respijt

Van het rood dat ons bedrogen
Heeft, voorgelogen met een zoen
Maar, eenmaal ontzogen,
Onze zielen wijdt

Aan de stroom der rivier
Tot bloed het oppervlak
Kabbelend Karmozijn versiert
Maar mijn kop kleurt

En mijn bloed giert
Nu met gemak
Zeg ik de laatste vier
'Het is mijn beurt'


Popular posts from this blog

Several Serious Cases

Tnx, planet

Higher than the ionosphere on some cretinous pharmaceutical