On gemak
De vraat van vermogen
De vaat, onvermogen
De vaat, onvermogen
overmorgen, te laat
Tel, eet.
Telde, at.
Tel dat
Slaap tevree.
Gehaat en gehorigd
Haast ongehoord gloor ik
de morgen, te gemoed
Tel, slaap.
Telde, sliep
Tel diep
Slaap tevree
Het uitbaten verzorgen
Het uitlaten, de zorgen
niet te borgen zonden stok
Tel, staf.
Tel, straf.
Tel, staaf.
In driewerf laf
Wel haast.